Als arts ben je nooit uitgeleerd
Publiceerdatum
Het Spaarne Gasthuis bestaat 10 jaar in 2025. Maar het ziekenhuis bestaat al veel langer in onze regio. Medewerkers blikken terug op hun eigen geschiedenis in Spaarne Gasthuis en diens voorgangers. Waarom werken zij hier al zo lang en wat is het verschil tussen toen en nu? In dit artikel is Thomas, arts in opleiding tot specialist (AIOS) neurologie, aan het woord.

“Ik ben in de laatste fase van mijn opleiding tot neuroloog en ik werk sinds september 2024 in het Spaarne Gasthuis, op de poli neurologie. Mijn moeder is ook arts en thuis aan tafel gingen de gesprekken vaak over het werk. Ik dacht dat dit wel het soort werk was wat bij mij zou passen, hulp bieden aan mensen. Dat en omdat ik me interesseer voor gezondheid en ziekte, en voor de werking van het menselijk lichaam.
Zinvolle uitdagingen in een spannend vak
Als arts hoef je je niet af te vragen of het zinvol is wat je doet. Het vak gaat over iets wat wezenlijk is voor mensen. Je kunt elke dag het verschil maken: soms met kleine en soms met grotere dingen. En daarnaast is het natuurlijk ook een spannend vak, dat continu in beweging is. Je bent nooit uitgeleerd, er zijn steeds weer nieuwe uitdagingen. Dat heb ik wel nodig om ergens langere tijd te blijven werken. Ik denk dat dat voor veel van mijn collega’s geldt.
Flexibiliteit en sociaal leven betekent veel vooruit plannen
‘In de zorg heb je bijna altijd te maken met onregelmatige werktijden. Dat is ook zeker zo bij neurologie. Dat wordt wel minder als je eenmaal neuroloog bent: dan heb je alleen nog bereikbaarheidsdiensten. Die onregelmatigheid heeft invloed op je sociale leven, helemaal als je een gezin hebt. Je moet goed plannen, en veel vooruit plannen. Maar je moet tegelijk flexibel zijn, want het hoort ook bij de zorg dat er onverwachte situaties zijn.’
De relatie tussen arts en patiënt is gelijkwaardiger geworden
Op het vakgebied van de neurologie zijn er de afgelopen tien jaar, toen ik aan mijn opleiding begon veel behandelmogelijkheden bij gekomen. Patiënten die op de spoed binnenkomen en voorheen niet voor behandeling in aanmerking kwamen, komen dat nu wel. Je merkt het aan het aantal patiënten dat je tijdens een dienst ziet, maar ook aan de hoeveelheid professionals dat er rondloopt om die patiënten op te vangen. Dat hoor ik ook terug van collega’s.
Er zijn meer behandelopties, en patiënten zijn vaak ook beter geïnformeerd. Dan hebben ze iets gelezen over een bepaalde behandeling. Vaak gaat het dan om experimentele behandelingen, of een behandeling die in het buitenland wordt aangeboden en dan willen ze weten of die ook voor hen mogelijk is. Ik zie dat niet als een probleem. Ik haal er altijd wel voldoening uit om met patiënten in gesprek te gaan, om dingen zo goed mogelijk uit te leggen en iemand iets te laten inzien. Vroeger werd de arts denk ik toch meer als een autoriteit gezien. Tegenwoordig nemen patiënten niet meer alles aan, alleen omdat ik de dokter ben. De relatie is gelijkwaardiger geworden.
Je kunt als arts niet alles weten
Het wordt lastiger als patiënten met vragen komen die niet op mijn vakgebied liggen, of verwachtingen hebben die niet realistisch zijn. Ik heb dan de neiging om de oorzaak als eerste bij mezelf te zoeken, al slijt dat wel nu ik wat langer in de gezondheidszorg werk. Je kunt niet alles weten of overal het antwoord op hebben. Dat is iets wat ik heb moeten leren, en waar ik mezelf nog steeds soms aan moet herinneren.
De mate van autoriteit die je hebt als arts hangt ook af van de band die je hebt met een patiënt. Als poli-arts zie je patiënten vaak langere tijd en bouw je een band op. Je moet iemand beter kennen om adviezen te kunnen geven en te kunnen meedenken. Bij patiënten die ik maar een paar keer zie vanwege een klein probleem, ligt de autoriteit veel meer bij hen.
Er gaat relatief veel geld naar zeldzame aandoeningen
Nu ik wat langer meeloop valt het me op dat er veel geld gaat naar specialistische behandelopties. Er worden bijvoorbeeld heel dure medicijnen ontwikkeld voor heel zeldzame aandoeningen. Ik zou graag willen dat er meer behandelopties zouden komen voor chronische aandoeningen, die grote groepen mensen treffen, zoals dementie. Ziekenhuizen doen in mijn ogen over het algemeen weinig om de algemene gezondheid te bevorderen. De gezondheidsverschillen die er zijn: ik vind dat onrechtvaardig. Mensen met een lagere sociale klasse, met minder taal- of gezondheidsvaardigheden, die zijn gewoon slechter af. Ik zou willen dat dat eerlijker wordt, dat iedereen dezelfde kansen heeft als het om gezondheid en om zorg gaat. Ik zie daarin ook wel een rol voor mezelf, maar hoe, daar ben ik nog niet uit.”
Thomas heeft inmiddels als arts in opleiding zijn carrière elders in de zorg voortgezet.