Plastisch chirurg (i.o.) Saskia Brinkmann in Haarlems Dagblad: "Plastische chirurgie is als beeldhouwen."
Publiceerdatum
Toen journalist Hein Flach gewond het ziekenhuis binnenkwam, had hij niet kunnen vermoeden dat hij zo'n bijzondere ontmoeting zou hebben. Plastisch chirurg Saskia Brinkmann redde zijn hand. Anderhalf jaar later spreekt hij haar opnieuw - over het ongeval, over haar vak en haar eigen herstel na een ernstige ziekte.
Journalist: Hein Flach, Haarlems Dagblad. Foto: United Photos/Toussaint Kluiters
Haar appartement nabij het Vondelpark oogt opgeruimd en schoon. De boeken staan netjes in de boekenkast. Het raam staat open, in de verte wuiven boomkruinen in de wind. „Elke dag geniet ik van dit uitzicht”, zegt Saskia Brinkmann, plastisch chirurg in opleiding. „Ik ken inmiddels elke grasspriet in het park. Tijdens mijn revalidatie heb ik er veel gewandeld.” In 2018, op haar 31e, werd zij plotseling ziek. Tijdens een operatie kreeg ze zo’n hevige hoofdpijn dat ze dacht dat ze dood zou gaan. „Ik moest overgeven in de wasbak van de operatiekamer. Collega’s brachten me naar de spoedeisende hulp. Van het ene moment op het andere was ik arbeidsongeschikt.” Diagnose: een ontsteking in haar hersenen. Drie jaar was ze uit de roulatie. Ze is nog steeds niet helemaal beter, ze werkt nu voor tachtig tot negentig procent. „Maar ik ben terug.” Normaliter zou Brinkmann in 2022 klaar geweest zijn met haar opleiding tot plastisch chirurg. Het duurt dus wat langer. „Het is een wonder dat ik dit werk überhaupt nog kan doen. Veel mensen verklaren me voor gek dat ik terug ben gekomen, omdat dit een zware opleiding is. Maar mijn hart ligt hier. Ik vind het zó ontzettend leuk. Het hielp ook bij het proces van beter worden. Toen ik weer ging werken, knapte ik op. Thuiszitten is voor niemand goed.”
Zondag 27 januari 2024. Ik klim de kastanjeboom in om de hoogste takken te snoeien. In mijn hand heb ik een kromme zaag op een uitschuifbare steel. Plotseling glijdt de steel weg en schiet de stok naar beneden. In een reflex grijp ik naar de stok. Daar komt helaas de zaag achteraan.
Op haar 8e wist ze al dat ze dokter wilde worden. Geboren en getogen in Nijmegen verhuisde Brinkmann (37) op haar 17e naar Amsterdam. Ze studeerde geneeskunde aan de VU en in Parijs en liep coschappen op Aruba en diep in de jungle van Kameroen. „De zorg in de lage-inkomenslanden trekt me nog steeds. Ik zit in het bestuur van Interplast, een stichting die plastisch chirurgen opleidt in lage-inkomenslanden. Daar ga ik ieder jaar voor naar Afrika.”
Dienend specialisme
Als plastisch chirurg in opleiding werkt ze op uiteenlopende plekken, van het brandwondencentrum in Beverwijk tot het AMC, VUmc, OLVG, Jan van Goyen, Antoni van Leeuwenhoek, Spaarne Gasthuis en eind van dit jaar een stage handchirurgie in Kaapstad. Het is een lange weg: zes jaar geneeskunde, twee jaar werkervaring en daarna zes tot acht jaar specialisatie. Jaarlijks zijn er landelijk maar zestien opleidingsplekken. „Wij zijn een zelfstandig, maar ook een dienend specialisme. We werken intensief samen met andere disciplines. Als er in het AMC een groot trauma binnenkomt bijvoorbeeld een verbrijzeld onderbeen door een vrachtwagen - kunnen de traumachirurgen vaak de botreconstructie doen. Maar als de zenuwen en spieren kapot zijn, vragen ze ons erbij om mee te denken. Dan maken we samen een plan. In je eentje als chirurg ben je niks. Als handchirurg geldt: je kunt het anatomisch zo mooi mogelijk herstellen, maar zonder een goede nabehandeling heb je er niets aan. Als jij niet was nabehandeld, was die vinger een stok geweest.”
Ik weet niet hoe snel ik die trap af ben gekomen zonder uit de boom te donderen. Mijn vrouw brengt me met de auto naar het Spaarne Gasthuis-locatie Zuid. Ik verga van de pijn. De rit door Haarlem duurt twintig helse minuten.
„Eerst dacht ik dat ik kinderarts wilde worden”, vertelt Brinkmann. „Ik ben dol op kinderen. Maar ik wilde vooral met mijn handen bezig zijn. Tijdens mijn coschappen kwam ik in aanraking met plastische chirurgie en dat was echt liefde op het eerste gezicht. Het is een heel divers vak. Je moet een groot palet aan operaties in je pakket hebben. Van reconstructies na borstkanker tot handchirurgie, aangezichtsletsels, zenuwchirurgie, grote defecten op onderbenen, brandwonden... Wat me het meest aanspreekt, is de creativiteit van het vak. Eigenlijk is het nooit hetzelfde. Iedere patiënt is anders. Neem een borstreconstructie. Meteen na de operatie zie je resultaat. Er is nog een traject van litteken vorming, maar je ziet wat je doet en dat vind ik heel fijn. En... ik geniet enorm van schoonheid, in welke zin dan ook. In de natuur, literatuur, in de kunst... voor mij is er een dunne scheidslijn met plastische chirurgie. Het is kunstig werk, omdat je met je handen een anatomie herstelt en moduleert. Het is een beetje als beeldhouwen. Iets zo goed mogelijk herstellen in zijn natuurlijke vorm.” Ze citeert een zin die voor haar essentieel is: ’Uiterlijk vind ik geen ijdelheid, maar onderdeel van hoe mensen zich thuis voelen in zichzelf. Ze licht toe: „Als een vrouw een of beide borsten kwijtraakt door kanker heeft dat enorme impact. Om dat weer op een goede manier te herstellen, dat is... zo ontzettend mooi. Overigens zijn er grenzen aan wat je kunt namaken in de natuur. Sommige vrouwen zeggen: ik ben zó blij dat ik weer een bh aan kan, zo blij dat er weer iets onder mijn T-shirt zit. Het is dan misschien niet zo mooi als ze hadden verwacht, maar dat maakt dan niet eens meer uit. Zoiets herstellen is niet alleen voor ijdelheid, maar ook voor levenskwaliteit ontzettend belangrijk.”
De dienstdoend arts op de spoedeisende hulp bekijkt de diepe snee. Ze neemt contact op met een plastisch chirurg. Die zit in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. De plastisch chirurg vraagt om foto’s en besluit vanuit Beverwijk naar Haarlem te komen.
Er wordt door ziekenhuizen regelmatig een beroep gedaan op de plastisch chirurg van dienst. Die staat voortdurend voor de keuze wat belangrijk is, en wie kan wachten. Ze vertelt hoe ze soms moeilijke keuzes moet maken. „Laatst had ik een dakloze wiens oor was afgebeten, maar ik was bezig met een kind in de OK. Dat kreeg voorrang. Verschrikkelijk, maar het moet werkbaar blijven.”
Voor Brinkmann staat het welzijn van de patiënt altijd op nummer een, evenals het zo goed mogelijk reconstrueren. „Ik heb nu twee dagen achter elkaar geopereerd. Dat is met niets te vergelijken. Je werkt met een team - de medewerkers die de patiënt onder narcose brengen, de anesthesist. Samen moet je die dag tot een goed einde brengen. Dat vergt een nauwkeurige samenwerking tussen allerlei specialismen. Het is topsport. Er staat vaak muziek aan, waarom niet, zeker bij ingrepen die je vaak doet. Dat draagt bij aan de concentratie en effectiviteit van de chirurg.”
Kwetsbaar
Vooral vindt ze het belangrijk dat patiënten zich veilig voelen. „Ik besef hoe kwetsbaar mensen zijn voordat ze onder narcose gaan. Stel je voor: je komt bij een chirurg en je zegt: hier is mijn lichaam, doe jij maar watje denkt dat goed is, en dan ga je slapen. Ik blijf er altijd naast staan en hou hun hand vast tot ze slapen, omdat ik denk: je zal hier maar liggen. Als patiënten wakker zijn tijdens de operatie dat heb je zelf ervaren - klets ik altijd en probeer er zo min mogelijk een traumatische ervaring van te maken. Voor zover dat mogelijk is.”
De ontwikkelingen binnen haar vak gaan snel. Betere microscopen, robotchirurgie, lymfebaanreconstructies, gezichtstransplantaties en genderchirurgie. In Nederland zijn er ongeveer 377 plastisch chirurgen, die onderling veel kennis delen. „We hebben een beveiligde chatgroep met ruim 300 plastisch chirurgen. Twee keer per jaar houden we een congres. Er is veel onderlinge communicatie, wat een veilig gevoel geeft. Je moet als chirurg durven toegeven wanneer je het niet meer aankunt en hulp vragen. Dat is belangrijk, want het welzijn van de patiënt gaat voor.”
Een uur later arriveert de plastisch chirurg in het Spaarne Gasthuis. Saskia Brinkmann heet ze. Ze inspecteert de wond en ziet meteen twee witte draadjes bungelen. „Een van de buigpezen en een zenuw. Goed dat ik ben gekomen.” Dat blootliggende zenuwtje had de dienstdoend arts op de spoedeisende hulp over het hoofd gezien. Gauw wordt een kleine operatieruimte ingericht. Na de verdoving gaat de hand onder de kraan en zo wordt de wond minutenlang met leidingwater uitgespoeld. De operatie duurt een uur. Ik raak onder de indruk van haar professionaliteit en compassie. Ze is vriendelijk, accuraat, ze zegt hardop wat ze ziet en doet. De zenuw is door, er ontbreekt zelfs een stukje. De gewrichtsbanden zijn doorgesneden. De tweede pees is voor driekwart door. Het gewrichtje is uit de kom. Ze neemt de dienstdoend arts mee op sleeptouw; zij is haar operatieassistent in dit hectische uur. Brinkmann gebruikt superdunne hechtdraadjes en naaldjes. Ik kijk geen moment naar de wond, voel alleen in de verte het getrek en gepruts aan die vinger.
Jonge mensen opleiden
„Ik vind het geweldig om jonge mensen op te leiden, ze mee te nemen in het proces en te laten zien waarom we doen wat we doen. De dokter die erbij was, deed een opleiding tot huisarts. Ik heb haar even goed laten meekijken, want straks zit ze op de huisartsenpost en krijgt ze dit soort patiënten. Dan wil ik dat zij denkt: met een snee in de vinger moet een plastisch chirurg even meekijken.”
Als alles ach ter de rug is, vertelt Brinkmann hoe het ervoor staat. Fors letsel, zegt ze. De revalidatie zal lang duren. Zeker een jaar. Of ik ooit weer gitaar kan spelen? Jazeker, maar het staat of valt met de revalidatie. Die is echt essentieel.
„Als ik ga opereren, móét het tot een goed einde worden gebracht. Je kunt geen steek laten vallen, nooit. En het moet meteen. Je bent erg bezig met het voorkomen van complicaties.” Toch, hoe goed een arts ook opereert, het kan zijn dat er tijdens de operatie door technisch handelen van de chirurg iets niet goed gaat. „Dat gebeurt, want we zijn mensen.” Brinkmann maakt soms mee dat een patiënt op de operatietafel overlijdt - niet door haar handelen overigens. „Wat mij diep raakte was een 40-jarige non die zichzelf door al langer bestaand psychisch leed in brand had gestoken. Ze was voor een heel groot gedeelte verbrand. Pas na drie weken overleed ze. Moeder overste wilde aanvankelijk geen toestemming geven om de behandeling te stoppen. Terwijl wij al wisten dat ze met de ernst van verbranding, boven op het leed dat ze al met zich meedroeg, een verschrikkelijk leven zou moeten leiden. Alles wat haar nog wel vreugde gaf, zou ze nooit meer kunnen doen. Ik zie dat tafereel nog voor me, nonnen in vol ornaat met kappen en gewaden op de IC.
En dan die jonge vrouw van veertig jaar die zo aan haar einde kwam. Dat heeft me enorm aangegrepen.” Brinkmann hoopt in 2027 helemaal klaar te zijn met haar opleiding en een vaste standplaats te vinden. „Mijn weg is absurd lang, maar het is het dubbel en dwars waard geweest.”
Hein Flach: "In de eerste periode ben ik twee tot drie keer per week naar de handtherapeuten in het Spaarne Gasthuis gegaan. Oefenen met golfballetjes, knikkers, elastiek, stokjes, klei. Een intensief en langdurig traject, maar het heeft resultaat gehad. Ik kan de gekwetste ringvinger bijna helemaal buigen. Ik heb zelfs weer gitaarles genomen. Dat gaat redelijk goed. De hand functioneert weer. Dankzij Saskia Brinkmann. Ik heb haar anderhalf jaar niet meer gezien. Het eerste wat ze vraagt bij binnenkomst voor dit interview is: hoe is het met je vinger? Laat zien! Ze is oprecht verrast „Wat ziet dat er prachtig uit!”, zegt ze. „Dit is echt het maximale wat we konden bereiken.”"