Ga direct naar de contentGa direct naar de footer

Als je een goed clubje hebt, dan blijf je

Publiceerdatum

Het Spaarne Gasthuis bestaat 10 jaar in 2025. Maar het ziekenhuis bestaat al veel langer in onze regio. Medewerkers blikken terug op hun eigen geschiedenis in Spaarne Gasthuis en diens voorgangers. Waarom werken zij hier al zo lang en wat is het verschil tussen toen en nu? In dit artikel is Albert, medewerker intern transport, aan het woord.

Samen zorgen. Toen, nu en straks.

Albert: “Ik had nooit gedacht dat ik hier zo lang zou blijven werken. 37 jaar geleden ben ik in dienst gekomen, voor even dacht ik toen nog. Maar ik ben nooit meer weggegaan. Ik kwam terecht in een heel leuke club mensen, met wie het meteen klikte. En als je een goed clubje hebt, dan blijf je! Sommige collega’s zijn goede vrienden geworden met wie ik buiten het werk afspreek. Natuurlijk is er ook wel eens bonje. Maar dat praten we altijd keurig netjes uit. En dan is het weer goed. Veel van die jongens werken hier ook allemaal al meer dan 30 jaar. Dan heb je aan een half woord genoeg. We kennen elkaar door en door. 

Ik kom van de grafische school. Voor ik hier kwam heb ik even een baan gehad als zeefdrukker, maar daar miste ik de reuring van mensen om me heen. Tussendoor deed ik links en rechts allerlei klusjes, bij een bierwinkel, bij een galerie: dat soort dingen. Daarna heb ik gesolliciteerd als medewerker intern transport bij de Mariastichting. Het sollicitatiebriefje van toen zit nog in mijn dossier. Op verjaardagen vertel ik altijd dat ik in het ziekenhuis werk als ‘karduwoloog’. Dan moet je ze zien kijken! 

De naalden en scheermessen gingen gewoon in een vuilniszak

Bij het sollicitatiegesprek werd me gevraagd of ik bang was voor bloed. We moesten namelijk ook containers met bloed vervoeren. Daarnaast waren voorzorgsmaatregelen toen nog niet zo op orde als nu. De scheermesjes en naalden werden vervoerd in een bakkentransport met waszakken en vuilniszakken erin. We zaten regelmatig op de spoed als we ons weer eens hadden geprikt of gesneden.

Na het werk gingen we vaak naar café Het Groene Woud. Dat was een heel bekende kroeg, waar ook veel verpleegkundigen een drankje gingen doen. Of ik ging als broekie van 21 naar de sociëteit Oikos in de zusterflat in Heemstede. Daar werd van alles georganiseerd. Dat waren leuke tijden.

De eerste fusie die ik meemaakte was die tussen het Diaconessenhuis en de Mariastichting. Dat waren echt twee verschillende culturen. Dat verschil viel pas weg toen we in 2004 naar het nieuwe gebouw in Hoofddorp gingen. Zo’n cultuurverschil merkte je ook toen het Spaarne Ziekenhuis en het Kennemer Gasthuis samengingen. Het heeft tijd nodig voor je aan elkaar gewend bent.

Als je doet wat je leuk vindt, houd je zin in je werk

Ik ben in het Spaarne Gasthuis begonnen in Hoofddorp, maar ik heb ook een paar jaar in Haarlem Zuid gewerkt. Op een gegeven moment was daar wat onrust in het team over de verdeling van het werk. Toen heb ik samen met collega’s een plan gemaakt, waarbij iedereen zijn voorkeur kon opgeven. Een eerste keus, een tweede keus en een keus voor uitzonderingen, zodat de roosteraar daar rekening mee kon houden. Zo kunnen mensen doen wat ze graag willen doen en daar gaat het uiteindelijk om, want dan heb je zin in je werk! Een van mijn keuzes is patiëntenvervoer. Dat vind ik leuk en interessant om te doen, ter afwisseling. Je komt dan echt op de afdelingen. Dan zie je ook hoe hard verpleegkundigen moeten werken. 

Eigenlijk houd ik helemaal niet van bingo

Naast logistiek coördineer ik de activiteiten voor de personeelsvereniging. Daar gaat veel tijd in zitten, ook vrije tijd. Dat maakt me niet uit, want het contact met collega’s vind ik heel belangrijk. Of ze nu in Haarlem Zuid, Hoofddorp of Haarlem Noord werken, ik vind ze allemaal leuk. Ik kan echt genieten als ik de prijzen mag uitreiken bij een activiteit. Meestal begin ik met een groot applaus voor de deelnemers zelf: dat werkt altijd, want ze hebben zich helemaal gegeven, en dat is mooi om te zien. Ik geniet als ik zie hoe enthousiast iedereen is en dat houdt niet op als ik thuiskom. Of neem de bingoavond: het personeelsrestaurant is dan stijf uitverkocht. Hele afdelingen schrijven zich in. Er was zoveel animo dat ik op zaterdag een extra bingoavond heb moeten organiseren. Die heb ik gereserveerd voor collega’s met hun familie: opa’s, oma’s, kleinkinderen. Zat ook weer in een mum van tijd vol. En dan te bedenken dat ik eigenlijk helemaal niet van bingo houd.

Ze noemen me soms de kleine burgemeester

Door mijn werk heb ik overal ingangen en contacten. Ze noemen me wel eens de kleine burgemeester. Als ik iemand kan helpen, zal ik het niet laten. Vaak gaat dat heel informeel: ik praat eens met die, en loop eens langs bij die. Maar ik merk wel dat het er steeds zakelijker aan toe gaat. Zo kom je nergens meer in zonder personeelspasje. Daardoor is er ook letterlijk meer afstand ontstaan tussen de verschillende afdelingen. Je loopt niet meer even zomaar binnen. Dat mis ik wel. Dat zie je trouwens ook in de maatschappij. Mensen trekken zich terug achter hun voordeur, de solidariteit verdwijnt.

Ik vind het leuk om te kijken hoe ik dingen kan verbeteren. Ik vind het belangrijk dat daar ruimte voor is. Laat mensen meedenken. Zo heb ik samen met een collega een manier gevonden om zware karren wendbaarder te maken, met een derde wiel. Ik maakte de technische tekening, en hij werkte het uit. Die gast had gouden handen. Het heeft hem heel wat tijd gekost, maar uiteindelijk was het voor elkaar. Die karretjes gebruiken we nog steeds.

Door alle milieuregels hebben we steeds meer werk gekregen. Dat is wel echt een verschil met vroeger. Alles moet apart worden opgehaald: karton, plastic, batterijen. Daardoor is er meer werkdruk, en minder flexibiliteit.

We hebben elkaar allemaal nodig

Het ziekenhuis is ook steeds meer met buitenfirma’s gaan werken, voor de schoonmaak bijvoorbeeld. Die mensen lopen hier dagelijks rond, maar toch horen ze er niet helemaal bij. Zitten wij allemaal aan het gebak en als niemand eraan denkt krijgen zij niks. Waarom worden zij niet wat meer betrokken? We hebben elkaar allemaal nodig. Daarom is de personeelsvereniging zo belangrijk voor mij. Samen leuke dingen doen is niet alleen gezellig, maar zorgt ook voor loyaliteit onderling. Je leert elkaar eens op een heel andere manier kennen en dat komt de samenwerking ten goede. Dus als er activiteiten zijn van de personeelsvereniging, of het nu voetbal is of een pubquiz, dan nodig ik ook die mensen uit van de buitenfirma’s. Dat wordt zeer gewaardeerd. Allemaal samen: dat maakt het juist zo leuk.

Ik loop nu langzaam naar de 60 en dat begin ik wel te voelen. Je doet lichamelijk zwaar werk en ik merk dat ik steeds strammer word. Hoe lief mijn collega’s me ook zijn: als ik de veertig dienstjaren heb bereikt wil ik wel een beetje bij beetje rustig afbouwen.”