Beslissingsbevoegdheid bij kinderen
Publiceerdatum
Als een twaalf- tot zestienjarige beslist over een behandeling, moeten de ouders daar dan ook altijd bij betrokken worden? In Nederland is dat bijna altijd het geval, terwijl een arts in Vlaanderen kan besluiten dat een jongere zélf in staat is de knoop door te hakken. Kinderarts Peter de Winter onderzocht met collega’s hoe ouders hier tegenaan kijken.
Dit najaar groot in het nieuws: een jongen van twaalf wil zich laten vaccineren tegen COVID-19 om weer veilig bij zijn oma langs te kunnen gaan. Zijn moeder vindt dat prima, zijn vader heeft allerlei bezwaren. Uiteindelijk moest de rechter eraan te pas komen voordat de jongen zijn vaccin kon krijgen.
Dit soort gevallen, waarbij de beslissingsbevoegdheid van jongeren centraal staat, hebben Peter de Winter, kinderarts in het Spaarne Gasthuis, altijd geïntrigeerd. In Nederland zegt de wet – een paar uitzonderingen daargelaten – dat bij jongeren tussen de twaalf en zestien zowel ouders als kind toestemming moeten geven voor een behandeling. Als een van hen die toestemming weigert, mag in beginsel de behandeling niet plaatsvinden. Dat soort regelgeving kan ertoe leiden dat jongeren zorg gaan mijden, signaleerde de Wereldgezondheidsorganisatie. “Het kan voor een puber een reden zijn om bijvoorbeeld met een geslachtziekte niet naar de huisarts te gaan”, zegt De Winter.
In Vlaanderen is dit anders geregeld, ontdekte hij toen hij sprak met collega’s van het Universitair Ziekenhuis Leuven, waar De Winter ook één dag per week werkt. “Daar maak je als arts met collega’s een inschatting van het cognitief vermogen (de maturiteit) van een jongere tussen de twaalf en de zestien, en kun je besluiten dat die zélf prima een beslissing kan nemen.” Hoe mensen in Nederland en Vlaanderen hierover denken, onderzochten De Winter en collega’s door ouders in de wachtkamer vragenlijsten te laten invullen. Daarbij ging het om hypothetische scenario’s zoals een arts die de anticonceptiepil voorschrijft aan een 15-jarig meisje om acné tegen te gaan. Het resultaat: 59 tot 70 procent van de ouders is bereid om de keus aan hun kind te laten – behalve bij een scenario waarin een jongen verwondingen opliep na alcoholgebruik; daar kelderde het percentage naar 28 procent. De grootste eyeopener was daarbij voor De Winter hoeveel het uitmaakte of het scenario was beschreven vanuit het perspectief van de ouders of vanuit dat van hun kind. In het laatste geval was de bereidheid de beslissing aan de jongere te laten een stuk groter.
Binnen het nieuwe Leuvense Child & Youth Institute wil De Winter nuonderzoeken of er criteria zijn opte stellen waarmee is te bepalen of een jongere zélf kan beslissen over een behandeling. “Het zou mooi zijn als we tot een soort score kunnen komen waarmee je een kind volwassen genoeg kunt verklaren.” Maar boven alles wil De Winter pleiten voor wat meer flexibiliteit van de Nederlandse regelgeving rond medisch beslisrecht van 12-16 jarigen. Ouders lijken dit op basis van het beschreven onderzoek te steunen.