Ga direct naar de contentGa direct naar de footer

Chirurg Arnold van de Laar in de Volkskrant

Publiceerdatum

Bariatrisch chirurg bij het Spaarne Gasthuis Arnold van de Laar vertelde in de Volkskrant van 7 december over de patiënt die zijn kijk op het vak veranderde.

‘Ze was mijn zevende patiënt. Dat weet ik nog heel zeker, want vlak voordat ze de operatiekamer inging, vroeg ze me: dokter, heeft u dit al eens eerder gedaan? Waarop ik antwoordde: ja, al zes keer. O, zei ze, dan is het goed. Ze was een jonge vrouw met ernstig overgewicht, die na jaren van vergeefse afvalpogingen naar ons ziekenhuis was gekomen voor een maagverkleining. Het was een operatie waar ik op verzoek van collega’s een paar maanden eerder mee was begonnen.

‘Met flinke tegenzin, eerlijk gezegd. Ik opereerde ook patiënten met een liesbreuk bijvoorbeeld of met kanker, en bij hen kon ik me altijd indenken dat zoiets ook mij zou kunnen overkomen. Bij obesitas had ik dat niet. Ik heb zelf een redelijk gezond gewicht, ik vond het lastig om me te verplaatsen in patiënten die zo zwaar zijn. Toen er steeds meer bewijs kwam dat een maagverkleining patiënten veel gezonder maakt, dat ze van hun diabetes af kunnen komen en van hun hoge bloeddruk, wekte dat de interesse van de internisten in mijn ziekenhuis. Zij vroegen of ik die operaties voortaan wilde doen.

‘Ik stemde toe, maar bleef twijfelen. Wilde ik er wel mee verder? Moest ik patiënten gaan opereren van wie ik niet goed begreep hoe ze zo waren geworden? Rationeel gezien wist ik wel dat ik bijdroeg aan hun gezondheid, maar hun problematiek was voor mij moeilijk invoelbaar.

Dam tot Damloop

‘En toen, na anderhalf jaar, zag ik de vrouw terug die ik als zevende had geopereerd. Ze was 60 kilo afgevallen en had net meegedaan aan de Dam tot Damloop. Ik complimenteerde haar, vroeg hoe het ging en ze vertelde dat mensen haar niet meer herkenden. Op haar werk kreeg ze geregeld de vraag of ze nieuw was, en dan moest ze uitleggen dat ze er al jaren werkte.

‘Het was haar nooit eerder opgevallen, maar nu ze zoveel gewicht was kwijtgeraakt, zag ze opeens het pijnlijke verschil: mensen hadden haar nooit opgemerkt toen ze nog zo dik was. Vroeger kwamen ze niet naar haar toe, nu wel. Op de lagere school was ze gepest en dat was niet leuk geweest, maar veel erger, realiseerde ze zich nu, waren de klasgenoten die haar hadden genegeerd, alsof ze niet bestond omdat ze zo dik was.

‘Ik dacht terug aan mijn eigen lagereschooltijd. In groep 6 hadden we een dik meisje in de klas dat heel erg werd gepest. Ik weet zeker dat ik daar nooit aan heb meegedaan, maar ik heb ook nooit met haar gepraat. Wat moet zij zich eenzaam hebben gevoeld. Pestprotocollen bestonden nog niet, de docenten deden niets. Het meisje is van school gegaan.

(Niet) gezien worden

‘Ik kan me het gesprek met deze vrouw nog zo goed herinneren. Ze was in tranen, omdat ze zich opeens realiseerde wat ze al die jaren had gemist. En ik besefte, terwijl ik tegenover haar zat, dat wij allemaal vooroordelen hebben: wie er anders uitziet, is kennelijk de aandacht niet waard. Nooit eerder had ik daarbij stilgestaan.

‘Vanaf dat gesprek ben ik er vol voor gegaan. Het is nu elf jaar later en inmiddels heb ik meer dan duizend maagverkleiningen gedaan. Door die ene patiënt ben ik gaan inzien wat voor stil lijden overgewicht met zich meebrengt. Wat zij mij vertelde, heb ik later van zoveel andere patiënten gehoord. Mensen zien je niet staan als je dik bent, nou ja, alleen letterlijk dan.

‘Ik ga nu met plezier de operatiekamer in. Als arts doe je graag goed, maar de overtuiging wil ik niet uit de lesboeken halen, de bevestiging moet komen van patiënten. Ik weet nu hoe groot de gevolgen van mijn werk kunnen zijn. Patiënten worden gezonder, inderdaad, maar daar komt iets bij, iets wat misschien wel veel belangrijker is: de kans om gewoon gesprekken aan te knopen, om nieuwe vrienden te maken, om gezien te worden, de kans op een mooier leven.’

Bron: Volksrant, 7 december

Auteur: Ellen de Visser