Ik ben nog steeds het meisje dat zo graag voor anderen wil zorgen
Publiceerdatum
Het Spaarne Gasthuis bestaat 10 jaar in 2025. Maar het ziekenhuis bestaat al veel langer in onze regio. Medewerkers blikken terug op hun eigen geschiedenis in Spaarne Gasthuis en diens voorgangers. Waarom werken zij hier al zo lang en wat is het verschil tussen toen en nu? In dit artikel is Annelies aan het woord. Zij is afdelingshoofd hartlong centrum, hartbewaking en eerste hartlonghulp.

Samen zorgen. Toen, nu en straks.
Annelies: “Als klein meisje zei ik altijd al dat ik ‘zuster’ wilde worden. Dat zorgzame: dat zat al van kinds af aan in me. In 2002 solliciteerde ik als 17- jarige voor de verpleegkunde opleiding in de Deo (Joannes de Deo). Ik deed de BBL-route (Beroeps Begeleidende Leerweg). Het eerste jaar was vooral theorie, en daarna ging je de praktijk in, elk half jaar op een andere afdeling. In 2006 haalde ik mijn diploma. Ik kreeg toen van mijn ouders een horloge, met mijn naam erin gegraveerd. Dat hing je aan je uniform en gebruikte je bij het meten van de pols. Je las dan op het horloge een minuut af terwijl je aan de pols het aantal slagen telde. Tegenwoordig gaat dat automatisch, tegelijk met de bloeddrukmeting: je hoeft alleen nog maar te voelen of de pols regelmatig is. Ik kreeg ook een speldje om op je uniform te dragen. Dat vond ik niet zo nodig. Maar sommige collega’s waren er heel trots op.
De cardiologie bleef aan me trekken
Vlak voor mijn diplomering kreeg ik een telefoontje van het afdelingshoofd neurologie, of ik daar wilde komen werken. De afdeling kende ik nog uit mijn opleiding. Ik vond het een heel interessant vakgebied, maar wel heel pittig; lichamelijk maar ook mentaal. Dus na vier jaar ben ik weer een beetje om me heen gaan kijken, en in Haarlem-Zuid op de verpleegafdeling cardiologie terechtgekomen. Helaas kreeg ik lichamelijke klachten, waardoor kon ik een tijdje niet aan het bed kon staan. Toen ben ik allerlei projecten gaan oppakken, en ik ontdekte dat ik dat eigenlijk ook wel heel leuk vond. Dat viel kennelijk ook mijn leidinggevende op, want die vroeg me als senior verpleegkundige om haar te ondersteunen.
In die rol ben ik betrokken geweest bij het opzetten van de eerste hartlonghulp (EHLH). Van het een kwam het ander en kreeg ik de kans om een management opleiding te gaan doen en als afdelingshoofd aan de slag te gaan. Ik heb eerst ervaring opgedaan binnen het hart- longcentrum en toen de overstap gemaakt naar de maag-darm-lever (MDL). Daar zat ik net drie maanden toen de COVID-pandemie uitbrak. Toen heb ik een paar weken geholpen om een COVID-verpleegafdeling op poten te zetten in Haarlem-Zuid. Maar diep in mijn hart bleef het hart- longcentrum aan me trekken. Ik heb daar zoveel geleerd en als verpleegkundige en als leidinggevende zo’n ontwikkeling doorgemaakt. Dus toen de nieuwe leidinggevende structuur kwam heb ik aangegeven dat ik graag naar dat cluster terug wilde. En dat is gelukt.
Door mijn achtergrond snap ik hoe het werkt in de praktijk
Als afdelingshoofd sta ik veel verder van de werkvloer af. Daar heb ik in het begin wel moeite mee gehad. Maar tegelijk merk ik dat ik in mijn huidige werk als afdelingshoofd door mijn achtergrond bij de verpleegkundigen op de werkvloer een streepje voor heb. Ik weet hoe het is om aan het bed te staan, en ik weet hoe processen lopen, helemaal op deze afdelingen. Ik denk dat ik daardoor makkelijker de vertaalslag kan maken van management naar werkvloer en andersom. Tijdens de griepgolf bijvoorbeeld werd van medewerkers gevraagd dat ze op meerdere afdelingen inzetbaar waren. Daar wordt soms makkelijk over gesproken, maar door mijn ervaring weet ik wat het is om ineens in een vreemde omgeving te staan. Het voelt of je plotseling twee linkerhanden hebt: je kunt niks vinden en het kent het specialisme niet. Dat collega’s dat toch hebben gedaan, en vaak ook nog extra diensten hebben gedraaid: daar kunnen we niet genoeg waardering voor uitspreken. Ik heb de afgelopen weken op al mijn afdelingen een grote pot met chocolaatjes gebracht, met een kaartje erbij. Je waardering laten blijken: dat is zo belangrijk. Ik doe ook echt mijn best om zichtbaar te zijn, om eens in de zoveel tijd bij de teams langs te gaan om koffie te drinken. Gewoon om verbinding te houden, om de mensen op de vloer, maar ook de teamleiders, te laten merken dat je er bent, dat ze worden gezien en serieus genomen, zelfs al kan ik niet alles voor ze oplossen.
Het is belangrijk dat je je kwetsbaar op durft te stellen
Dat is trouwens niet alleen belangrijk voor medewerkers, maar net zo goed voor patiënten. Dat je even wordt gezien als mens, dat er aandacht is voor je verhaal. Dat je even vergeet dat je in een ziekenhuisbed ligt. Vrijwilligers zijn daarin van onschatbare waarde. Kijk, toen ik net begon had je als verpleegkundige tijdens een avonddienst nog wel eens tijd om aan het bed te gaan zitten. Dan had je mooie gesprekken. En soms ook de grootste lol, om helemaal niks. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik op de cardio werkte, op een zaal met alleen mannen. Het Nederlands elftal speelde en al die mannen hadden hun televisie aan. Ik kon natuurlijk niet meekijken, maar als het spannend werd riepen ze me en dan kwam ik gauw aanrennen. Dat waren echt mooie momenten. Het kon ook toen wel eens druk zijn en hectisch, maar dat werd afgewisseld met rustiger dagen. Dan zette je samen je schouders eronder en ging je ervoor. Tegenwoordig is het altijd heel hard werken, en dan is het niet leuk meer. Voor dat praatje is geen tijd meer. Verpleegkundigen voelen zich daarin wel eens tekort schieten. Zeker de oudere generatie, die het nog anders heeft meegemaakt.
Om met die druk om te kunnen gaan is de sfeer in het team extra belangrijk. Dat je elkaar vertrouwt en er voor elkaar bent, vooral als er iets heftigs gebeurt op de afdeling, zoals een reanimatie. Dan kun je niet zomaar naar huis gaan. Je moet dan echt even samen zitten en bij elkaar checken: hoe is het met jullie? Zijn jullie oké? Dat geldt trouwens ook voor mij: ook ik heb soms iemand nodig. Dat vraagt dat je je kwetsbaar op durft te stellen. Ik vind het belangrijk dat verpleegkundigen daarvoor de ruimte voelen, of ze nu leerling zijn of al heel ervaren. We zijn allemaal elke dag aan het leren. En dat lukt alleen als je ook kwetsbaar durft te zijn.
Mensen zijn veel beter af in hun eigen omgeving
Met de uitdaging van de toekomst (meer oudere patiënten, meer complexe zorg, maar evenveel zorgverleners) die op ons afkomt moeten we gaan nadenken hoe we ons werk gaan inrichten. Al die administratieve taken die verpleegkundigen hebben, bijvoorbeeld. Ik vraag me dan af of dat niet anders kan. Wat kunnen patiënten daar zelf in betekenen? Daarom werd ik heel enthousiast over het project met My Chart Bedside: daar zie ik heel veel kansen. Het is een app waarmee patiënten allerlei informatie kunnen inzien en zelf in kunnen vullen. Over hun behandeling, over hun dagschema, over de afdeling. Daarmee worden ze een heel stuk zelfredzamer. Dat is wel waar we naartoe moeten. Nog beter is het als we mensen uit het ziekenhuis kunnen houden: ze zijn veel beter af in hun eigen omgeving. Gelukkig is die beweging er ook. Er komen er steeds innovaties die ervoor zorgen dat mensen niet meer voor alles naar het ziekenhuis hoeven komen.
Diep van binnen ben ik nog steeds dat meisje dat wil zorgen
Ik sta zelf niet meer aan het bed, maar diep van binnen ben ik nog steeds als dat meisje dat zo graag voor anderen wilde zorgen. Alleen zijn het niet meer de patiënten voor wie ik zorg, maar de medewerkers, mijn collega’s op de vloer. Dat zijn voor mij de echte strijders! Er voor hen te zijn, dat is ook zorg, maar op een andere manier.”