Ga direct naar de contentGa direct naar de footer

Overdag lagen we op het dakterras van de zusterflat te bakken

Publiceerdatum

Het Spaarne Gasthuis bestaat 10 jaar in 2025. Maar het ziekenhuis bestaat al veel langer in onze regio. Medewerkers blikken terug op hun eigen geschiedenis in Spaarne Gasthuis en diens voorgangers. Waarom werken zij hier al zo lang en wat is het verschil tussen toen en nu? In dit artikel zijn Marga, verpleegkundige neonatologie, en Elly, verpleegkundige spoedeisende hulp, aan het woord.

Samen zorgen. Toen, nu en straks.

Elly: “Ik ben in 1979 begonnen in de zorg. Net 18 jaar was ik toen. Ik kwam uit Heiloo, een boerendorp in die tijd. Ik was echt een kind nog, super naïef en ik kende niks en niemand in Haarlem. Ik woonde tijdens de opleiding in de zusterflat naast de Mariastichting. CLIO, heette die, Caritas Lex in Omnibus. Dat betekent: naastenliefde is de maatstaf in alles. Ik had daar een kamertje van 2 bij 3, met een bed, een kast en een wastafeltje. Voor 99 gulden. In de zomer was het er bloedheet. Als we dan nachtdienst hadden, sleepten we alle matrassen naar het dakterras en dan lagen we daar overdag te bakken. En ’s avonds weer werken, 7 nachten achter elkaar. Nu denk je: hoe dan? Want je deed natuurlijk geen oog dicht: we lagen alleen maar te geiten. Jongens mochten niet naar binnen: daar letten de mentrices streng op. Dat waren een soort vervangende moeders. Maar daar hadden we een oplossing voor: eentje leidde de mentrix af, terwijl de ander het vriendje binnenliet via de tuindeuren. Ik heb nog een groepsfoto uit die tijd. We hadden net de introductieperiode afgerond, en dan kreeg je een speldje. Onder ons uniform droegen we verplicht een onderrok en kniekousen, of een donkere panty.”

De sluiting van de Mariastichting ging me echt aan het hart

Marga: “Ik ben in 1981 begonnen met de A-opleiding. Ik heb eigenlijk altijd wel geweten dat ik de verpleging in wilde. Mijn moeder was ook verpleegkundige, dus het was eigenlijk dat óf kleuterjuf. Die zusterflat herinner ik me nog goed. Er was een keuken met vier gaspitjes, voor de hele etage van, wat zal het zijn geweest, 25 tot 30 meiden. Daar wilde je trouwens niet koken, zo vies als het er was. Maar het was super gezellig. Aan het begin van de opleiding werd je ontgroend: dan moest je verkleed de stad door. Medeleerlingen uit hogere groepen lagen ergens zogenaamd gewond in de stad, en die moest je dan verbinden en mee terug nemen. Tijdens onze ontgroening was er sprake van dat de Mariastichting moest sluiten. Toen hebben we nog met spandoeken gelopen om te protesteren. We plakten overal stickers: op auto’s, op lantaarnpalen. Het heeft kennelijk geholpen, want de Mariastichting is nog 25 jaar open gebleven. Ik vond het een heel fijn ziekenhuis: ik ben daar echt volwassen geworden. Toen het jaren later (verhuizing naar Hoofddorp in 2004) alsnog sloot, ging me dat echt aan het hart.”

Elly: “Ik haalde mijn diploma in 1983. Van de achttien klasgenoten konden er maar vijf blijven, want er was een overschot aan verpleegkundigen. Alle vijf zijn we altijd in hetzelfde ziekenhuis blijven werken. Eén is er net met pensioen. Ik heb Marga leren kennen toen ik na de A de opleiding hartbewaking ging doen. Sindsdien zijn we dikke vriendinnen. Na mijn opleiding ben ik begonnen op de CCU (cardiac care unit). Toen kwamen de kinderen en ben ik minder gaan werken. Naar mijn idee kon ik zo niet mijn kennis goed op peil houden. Daarom heb ik de overstap gemaakt naar avond- en nachthoofd. Dat heb ik gedaan tot mijn 49ste. Inmiddels waren de kinderen groot en had ik weer wat meer tijd. Toen ben ik de opleiding SEH (spoedeisende hulp) gaan doen en daar werk ik nu nog steeds. Ik ben altijd in dit ziekenhuis gebleven.”

Op de neonatologie kun je meer tijd nemen voor de patiënten

Marga: “Na de A ben ik net als Elly overgestapt naar de hartbewaking. Eerst in de Mariastichting, en later in het Sint Elisabeth Ziekenhuis in Leiden, tegenwoordig het Alrijne Ziekenhuis. Daar ben ik door een avond- en nachthoofd op het spoor gezet van de kinderafdeling. Dat was altijd al een droom van me. Ik heb daar mijn kinderaantekening gehaald en later nog de neonatologie-IC (intensive care). Tot ik het gevoel had dat ik ongeveer bij de inboedel begon te horen. Ik merkte aan mezelf dat ik een beetje tegen dingen aan begon te schoppen. Dus het werd tijd om weer iets anders te gaan doen. Toen ben ik teruggegaan naar, inmiddels, het Spaarne Ziekenhuis. Het ziekenhuis in Hoofddorp was net een jaar open. Daar heb ik een aantal jaar op de neonatologie gewerkt. Maar toen ik tegen de vijftig liep was ik wel weer toe aan een nieuwe uitdaging. Via El ben ik op de spoed beland. Veertien jaar heb ik daar met heel veel plezier gewerkt. En nu, sinds heel kort, ben ik terug bij mijn oude liefde, de neonatologie.”

Als verpleegkundige wil je helemaal niet bezig zijn met geldzaken

Elly: “De zorg is wel veranderd met de jaren. In mijn begintijd konden we nog wel eens even bij een patiënt gaan zitten en een goed gesprek voeren. Dat is er echt niet meer bij, al is dat ook wel inherent aan de spoed. De zorg is ook zakelijker geworden, meer een bedrijf. Elke verrichting moet je registreren, anders wordt hij niet betaald. Daar waren we vroeger helemaal niet mee bezig. Onze enige zorg was die voor de patiënt. Tegenwoordig zit je soms langer achter de computer om de administratie te doen, dan dat je met de patiënt bezig bent.”

Marga: “Zeker op de spoed ben je vaak zo druk, dat je patiënten niet altijd de aandacht kunt geven die ze nodig hebben. Of dat je patiënt er al uren ligt en je er in alle drukte niet aan toekomt om te checken hoe het gaat. Het is heel erg, maar het gebeurt. Op de neonatologie zijn er ook wel drukke momenten, maar daarbuiten is er meer tijd voor persoonlijke aandacht. De spoed vond ik fantastisch, maar het is wel de hele dag gáán. De laatste jaren van mijn loopbaan vind ik het fijn als er tijdens het werk ook wat meer rustperiodes zijn. En als je dan de keuze hebt…”

Elly: “Bij ons op de spoed gaat niks volgens planning. Alles komt maar gewoon binnen. De afspraak is dat een patiënt binnen 10 minuten wordt getrieerd, maar als het zo loeidruk is, red je dat niet. Dan is er altijd de angst dat je iets ernstigs mist, dat er ineens een patiënt onderuit gaat in de wachtkamer. We zien tegenwoordig ook heel veel intoxicaties met drugs en alcohol, of mensen met psychische problemen. Dat had je vroeger niet, of althans veel minder. Dat legt wel een enorme druk op de SEH. Net als de vele patiënten die geen Nederlands spreken, of niet verzekerd zijn en geen huisarts hebben. Die komen meteen naar de spoed, ook als het helemaal geen spoed is. Dan moeten ze ter plekke afrekenen omdat de verzekeraar wil dat je altijd via de huisarts komt. Minimaal 400 euro is dat tegenwoordig, en dan ontstaan er weer discussies dat mensen dat niet kunnen of willen betalen. Er is ook meer agressie. Vroeger waren mensen beleefder, en hadden meer geduld. Tegenwoordig zijn patiënten veel dwingender: ze weten wat ze willen en dat willen ze meteen.”

Het blijft een prachtig vak

Marga: ‘Maar het is zeker niet zo dat vroeger alles beter was. Patiënten lagen bijvoorbeeld veel langer op de afdeling. Na een hartinfarct moest je weken bedrust houden. We gaven bloedverdunners en dat was het wel qua behandeling. Tegenwoordig wordt al in de ambulance een ECG gemaakt en gaat de patiënt meteen door voor interventie (behandeling), en vaak de volgende dag al naar huis. Daardoor ontstaat er veel minder hartschade.”

Elly: “Toen wij begonnen, werd er enorm opgekeken tegen de artsen. Vandaag de dag is er meer gelijkwaardigheid. En het helpt natuurlijk dat we zelf ouder zijn en inmiddels meer ervaring hebben. Ik houd van de spoed, omdat je daar alle leeftijden voorbij ziet komen. Het is een dynamische afdeling, waar je alle specialismen hebt. En als je dan lekker hebt gewerkt met een gezellig team, of een patiënt je bedankt voor wat je hebt gedaan, ja, dan is mijn dag goed.”

Marga: ‘Ik kom nog wel eens een collega tegen die ik ooit als ouder heb begeleid op de neonatologie. Dan krijg ik een foto onder mijn neus van hun kind, hoe het nu is. Dat geeft je toch een gevoel van voldoening, van trots ook. Of laatst nog: er was een moeder op de afdeling, die al weken naast het bedje van haar kindje zat. Ze dat er helemaal doorheen. Dat zo iemand blij is je te zien en naar huis durft te gaan om bij te slapen, omdat ze je vertrouwt. Dat maakt me blij.”

Elly: ‘Ik heb mijn langste tijd in de zorg gehad. Over drieënhalf jaar ga ik met pensioen en dan is het voor mij wel klaar met werken in een ziekenhuis. Maar zorgen zal ik altijd blijven doen, voor Mar en voor de mensen in mijn omgeving. En proberen zelf gezond te blijven. Tot die tijd wil ik me blijven ontwikkelen. Ik leer nog elke dag, ook van jonge collega’s. Ik heb enorme bewondering voor de hoeveelheid kennis waarmee ze tegenwoordig van de opleiding komen.”

Marga: “Ik denk dat het de leerlingen van nu wel heel moeilijk wordt gemaakt. Terwijl ik denk dat je ook een heel goede verpleegkundige kunt zijn als je wat minder reflectieverslagen hoeft te schrijven. Als we de mens weer centraal stellen, komt er hopelijk ook weer wat meer enthousiasme voor het beroep. Want het is en blijft gewoon een prachtig vak!”

Elly: ‘Amen.’