Ga direct naar de contentGa direct naar de footer

Soms had je wel vier piepers in je zak

Publiceerdatum

Het Spaarne Gasthuis bestaat 10 jaar in 2025. Maar het ziekenhuis bestaat al veel langer in onze regio. Medewerkers blikken terug op hun eigen geschiedenis in Spaarne Gasthuis en diens voorgangers. Waarom werken zij hier al zo lang en wat is het verschil tussen toen en nu? In dit artikel is Cynthia, verpleegkundige op de maag-darm-lever afdeling, aan het woord.

Achteraf ben ik blij dat ik geen dokter ben geworden

Mijn oma vindt het geweldig dat ik verpleegkundige ben geworden. Dat was ooit ook haar droom, maar zij heeft daarvoor nooit de kans gekregen. Ze kreeg kinderen en moest stoppen met werken: zo ging dat in die tijd. Dat ik iets in de zorg wilde doen zat er al jong in. Je had toen van die vriendenboekjes waar je in moest schrijven wat je later wilde worden. Daar vulde ik altijd in dat ik dokter wilde worden. Die droom heb ik moeten opgeven toen ik naar het VMBO ging, maar achteraf ben ik daar blij om. Als verpleegkundige sta je veel dichter bij de patiënten en hun familie, heb je meer interactie met ze. Dat past eigenlijk veel beter bij me. Nee, ik ben echt op mijn plek. 

Een goede begeleiding bij de start is de basis voor je carrière

Na mijn diplomering ben ik begonnen in de thuiszorg. Het ziekenhuis trok me wel, maar ik voelde me nog te onzeker om die stap te zetten. Maar na een paar maanden thuiszorg heb ik toch de sprong gewaagd. Ik vond het superspannend, maar ik ben zo goed opgevangen. Er werd echt de tijd genomen om alles goed uit te leggen en te laten zien. Daar heb ik nog steeds profijt van. Tegenwoordig hebben nieuwe collega’s het lastiger. Door de onderbezetting is er niet altijd voldoende tijd om iemand goed in te werken. Daar baal ik van, want ik heb zelf ervaren hoe belangrijk het is om een goede basis te hebben. Dat vraagt van leerlingen ook een actievere houding: je zult meer zelf het initiatief moeten nemen als je iets wilt leren. De één pakt dat beter op dan de ander.

Mijn eerste afdeling was de interne geneeskunde. Toen kwam de corona-pandemie en zijn we twee jaar een corona-afdeling geweest. We waren een hecht team, maar toen de corona minder werd hadden we geen specialisme meer en zijn we allemaal naar de cardiologie afdeling gegaan. Van daaruit ben ik me verder gaan oriënteren en op de MDL (maag-darm-lever afdeling) terechtgekomen. Dat vond ik zo interessant dat ik nu een specialistische vervolgopleiding doe.

Voor sommige patiënten is mijn jas te kort

Ik loop nu elf jaar mee in de zorg, met de opleiding meegerekend, en ik heb in die tijd al het nodige zien veranderen. Mijn eerste stage was in een bejaardenhuis: die bestonden toen nog. De mensen die daar terecht konden blijven tegenwoordig thuis wonen. Daar zijn ze aangewezen op zichzelf, en hun informele netwerk. Pas als er heel veel zorg nodig is komen ze in aanmerking voor een verpleeghuis. Het gevolg is dat in de thuiszorg veel schrijnende situaties ontstaan. Die mensen komen naar het ziekenhuis en dan wordt er van ons verwacht dat wij de nodige zorg gaan regelen. Maar dat kunnen wij helemaal niet. Want vaak spelen er naast het medische allerlei andere problemen, en die kunnen wij niet oplossen.

De meeste mensen begrijpen het wel als je het duidelijk uitlegt, maar soms, en dan vooral als het over medische situaties gaat, is mijn jas te kort’’, zoals ik dat zeg. Dan willen patiënten het verhaal van de arts horen voor ze het accepteren: artsen hebben letterlijk een langere uniformjas. Ik ben juist blij dat we tegenwoordig, gelijkwaardig met de artsen communiceren, zeker op onze afdeling. Maar voor sommige patiënten ligt dat kennelijk toch anders: voor hen speelt die hiërarchie nog wel.

Verpleegkundigen hebben tegenwoordig veel meer zeggenschap

Als ik naar het vak van verpleegkundige zelf kijk, zie ik vooral ook een positieve ontwikkeling. Toen ik net begon deed je als verpleegkundige gewoon wat de dokter zei. Tegenwoordig heb je als verpleegkundige meer zeggenschap en wordt je veel meer betrokken, ook als het over beleid gaat. Er wordt steeds meer met ons beslist, en niet meer alleen voor ons. Dat vind ik echt een vooruitgang. 

Zelf zit ik bijvoorbeeld met nog een aantal andere verpleegkundigen in een stuurgroep die zich bezighoudt met de invoering van Rover. Dat is een app waarmee je alle gegevens uit het patiëntendossier bij de hand hebt op een mobiel apparaat. Je hoeft dan niet meer met de computer naar de patiënt toe, of naar het kantoor om gegevens in te vullen. Ik vind het heel leuk om mee te denken, ook omdat dit het moment is om er nog iets over te zeggen. Als het eenmaal allemaal besloten is, dan moet je er een weg in vinden en zal je ermee om moeten gaan. Maar nu ben ik helemaal vanaf het begin betrokken. Daar ben ik heel enthousiast over. 

Soms had je wel vier piepers in je zakken

Als je dat dan vergelijkt met hoe we vroeger werkten. Toen liepen we allemaal met een pieper op zak waar alle meldingen op binnenkwamen. Als je senior was had je er zelfs twee: de gewoner pieper én de senior pieper. En als je collega dan met pauze ging, kreeg je ook haar pieper er nog bij. Soms liep je wel met vier piepers in je zak. Met je eigen telefoon en een telefoon van de afdeling erbij zaten de zakken van je uniform propvol: dat was niet zo praktisch. Die piepers zijn ook helemaal niet valbestendig: om de haverklap was er weer één stuk. Ze verdwijnen nu geleidelijk van de werkvloer. Straks hebben we nog maar één apparaat waarmee ik kan bellen, waar de hulpoproepen van patiënten op binnenkomen en waarop ik patiëntgegevens kan inzien. 

Ik ben de brug tussen de verpleegkundige en IZT

Ik ben ook Epic Superuser geworden. In die rol kijk ik met collega’s naar de inrichting van het elektronisch patiëntendossier. Hoe kunnen we het voor ons laten werken, in plaats van dat het een last is? In die rol ben ik de brug tussen de verpleegkundigen en de digitale specialisten. Ik had niet gedacht dat ik dat zo boeiend zou vinden, want ik vind mezelf helemaal niet zo digivaardig. 

Een patiënt te mogen steunen: dat is het allermooiste

Maar het mooiste van mijn vak is dat ik echt verschil kan maken voor patiënten, dat ik ze kan bijstaan in een heel moeilijke periode. Vaak ben ik de ‘tolk’ tussen de patiënt en de arts. Soms begrijpt een patiënt niet goed wat de dokter zegt: dan kan ik dat voor hem vertalen. En omgekeerd kan ik soms namens de patiënt aan de arts verwoorden wat iemand wil. Niet alleen op medisch vlak, maar ook als mens. Soms zijn patiënten heel angstig. Ik probeer iemand dan te steunen, of met een goed gesprek of een grapje de ergste spanning eraf te halen. En als hij dan vervolgens zegt, oh dankjewel, je hebt me echt gerustgesteld of het deed me echt goed om even met je gepraat te hebben, ja, dan is mijn dag weer goed.

Als ik nachtdienst heb, moeten de kinderen overdag stil zijn

Ik heb twee jonge kinderen en dan is dit best een pittig beroep. Ik werk onregelmatig en dat vraagt veel van mijn gezin. Als ik nachtdiensten heb en overdag slaap, moeten de kinderen stil zijn. Vaak gaat mijn man dan met ze op stap. En opvang regelen is ook een uitdaging met die wisselende dagen en tijden. Aan de andere kant ben ik ook wel eens een dag tussendoor vrij en kan ik bijvoorbeeld buiten het weekend met de kinderen naar een museum. Daar is het dan lekker rustig.

Technologie is er voor de mens, niet andersom

Als ik naar de toekomst kijk denk ik dat patiënten veel vaker thuis behandeld zullen worden. Door technologische ontwikkelingen zal het niet meer nodig zijn om iedereen naar het ziekenhuis te laten komen. Nu kunnen sommige chemokuren al thuis worden gegeven. Ik verwacht dat dat in de toekomst ook kan met andere medicijnen die via het infuus toegediend worden. Ik heb tijdens de opleiding die ik nu doe het vak ‘Nurse Meet Technology’ gehad en daar heb ik allerlei technologische mogelijkheden gezien waarvan ik niet wist dat ze bestonden. Zoals robotjes waarmee je kunt praten en sensoren die bijhouden hoe vaak iemand naar het toilet is geweest, of in de keuken. Zelf verwacht ik veel van AI: dat bijvoorbeeld een gesprek met de patiënt wordt opgenomen en dat de informatie daaruit direct in het dossier komt te staan. Dat zou echt heel veel tijd schelen. Ik ben liever met de patiënt bezig dan achter de computer met administratie. Technologie moet de mens ondersteunen en niet vervangen.

Samenwerking is het allerbelangrijkste als je iets wilt bereiken

Maar de beste oplossing voor het personeelstekort is toch dat je kunt voorkomen dat mensen moeten worden opgenomen. Dat begint bij preventie en bij een goede samenwerking is tussen het formele zorgnetwerk en het informele netwerk om een patiënt heen. Als we familie al in het ziekenhuis meer betrekken bij de zorg, hebben ze meer vertrouwen dat het wel zal lukken thuis, als de patiënt daar weer naartoe gaat. Los van technologie en AI: als je iets wilt bereiken is samenwerking uiteindelijk het allerbelangrijkste.